Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 19-11-2024 tot 01-01-2025]
- Opschrift
- Algemene wet bestuursrecht
- Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
- Hoofdstuk 2. Verkeer met bestuursorganen
-
Hoofdstuk 3. Algemene bepalingen over besluiten
- Afdeling 3.1. Inleidende bepalingen
- Afdeling 3.2. Zorgvuldigheid en belangenafweging
- Afdeling 3.3. Advisering
- Afdeling 3.4. Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
- Afdeling 3.4a. Informatie over samenhangende besluiten
- Afdeling 3.5. Coördinatie van samenhangende besluiten
- Afdeling 3.6. Bekendmaking en mededeling
- Afdeling 3.7. Motivering
-
Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen over besluiten
- Titel 4.1. Beschikkingen
-
Titel 4.2. Subsidies
- Afdeling 4.2.1. Inleidende bepalingen
- Afdeling 4.2.2. Het subsidieplafond
- Afdeling 4.2.3. De subsidieverlening
- Afdeling 4.2.4. Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
- Afdeling 4.2.5. De subsidievaststelling
- Afdeling 4.2.6. Intrekking en wijziging
- Afdeling 4.2.7. Betaling en terugvordering
- Afdeling 4.2.8. Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
- Titel 4.3. Beleidsregels
- Titel 4.4. Bestuursrechtelijke geldschulden
- Titel 4.5. Nadeelcompensatie
- Hoofdstuk 5. Handhaving
- Hoofdstuk 6. Algemene bepalingen over bezwaar en beroep
- Hoofdstuk 7. Bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep
-
Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
-
Titel 8.1. Algemene bepalingen over het beroep in eerste aanleg
- Afdeling 8.1.1. Bevoegdheid
- Afdeling 8.1.2. Behandeling door een enkelvoudige, meervoudige of grote kamer
- Afdeling 8.1.2a. Conclusie
- Afdeling 8.1.2b. Opmerkingen door anderen dan partijen
- Afdeling 8.1.3. Verwijzing, voeging en splitsing
- Afdeling 8.1.4. Wraking en verschoning van rechters
- Afdeling 8.1.5. Partijen
- Afdeling 8.1.6. Getuigen, deskundigen en tolken
- Afdeling 8.1.6a.
- Afdeling 8.1.7. Verzending van stukken
-
Titel 8.2. Behandeling van het beroep in eerste aanleg
- Afdeling 8.2.1. Griffierecht
- Afdeling 8.2.1a. Algemene bepaling
- Afdeling 8.2.2. Vooronderzoek
- Afdeling 8.2.2a. Bestuurlijke lus
- Afdeling 8.2.3. Versnelde behandeling
- Afdeling 8.2.4. Vereenvoudigde behandeling
- Afdeling 8.2.4a. Beroep bij niet tijdig handelen
- Afdeling 8.2.5. Onderzoek ter zitting
-
Afdeling 8.2.6. Uitspraak
- Artikel 8:66
- Artikel 8:67
- Artikel 8:68
- Artikel 8:69
- Artikel 8:69a
- Artikel 8:70
- Artikel 8:71
- Artikel 8:72
- Artikel 8:72a
- Artikel 8:73 [Vervallen per 01-07-2013]
- Artikel 8:73a [Vervallen per 01-07-2013]
- Artikel 8:74
- Artikel 8:75
- Artikel 8:75a
- Artikel 8:76
- Artikel 8:77
- Artikel 8:78
- Artikel 8:79
- Artikel 8:80
- Afdeling 8.2.7. Tussenuitspraak
- Titel 8.3. Voorlopige voorziening en onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak
- Titel 8.4. Schadevergoeding
- Titel 8.5.
- Titel 8.6. Herziening
-
Titel 8.1. Algemene bepalingen over het beroep in eerste aanleg
-
Hoofdstuk 9. Klachtbehandeling
- Titel 9.1. Klachtbehandeling door een bestuursorgaan
- Titel 9.2. Klachtbehandeling door een ombudsman
- Hoofdstuk 10. Bepalingen over bestuursorganen
- Hoofdstuk 11. Slotbepalingen
- Slotformulier en ondertekening
- Bijlage 1. Regeling rechtstreeks beroep ( )
- Bijlage 2. Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak ( , , , en )
- Bijlage 3. Regeling verlaagd griffierecht ( en )
Opschrift
Algemene wet bestuursrecht
files Content
[Tekst geldig vanaf 19-11-2024 tot 01-01-2025]
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 107, tweede lid, van de Grondwet de wet algemene regels van bestuursrecht dient vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Titel 1.1. Definities en reikwijdte
Artikel 1:1
files Content
Onder bestuursorgaan wordt verstaan:
een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
De volgende organen, personen en colleges worden niet als bestuursorgaan aangemerkt:
de wetgevende macht;
de kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal;
onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die met rechtspraak zijn belast, alsmede de Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden;
de Raad van State en zijn afdelingen;
de Algemene Rekenkamer;
de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, en ombudsmannen en ombudscommissies als bedoeld in artikel 9:17, onderdeel b ;
de voorzitters, leden, griffiers en secretarissen van de in de onderdelen b tot en met f bedoelde organen, de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal en de advocaten-generaal bij de Hoge Raad, de besturen van de in onderdeel c bedoelde organen alsmede de voorzitters van die besturen, alsmede de commissies uit het midden van de in de onderdelen b tot en met f bedoelde organen;
de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en haar afdelingen, bedoeld in artikel 97 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
de toetsingscommissie inzet bevoegdheden, bedoeld in artikel 32 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
Een ingevolge het tweede lid uitgezonderd orgaan, persoon of college wordt wel als bestuursorgaan aangemerkt voor zover het orgaan, de persoon of het college besluiten neemt of handelingen verricht ten aanzien van een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet 2017 bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden, met uitzondering van een voor het leven benoemde ambtenaar werkzaam bij de Raad van State en zijn afdelingen en de Algemene Rekenkamer.
De vermogensrechtelijke gevolgen van een handeling van een bestuursorgaan treffen de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.