Twee onderzoeken naar toezicht en handhaving in de kinderopvang, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), zijn recentelijk afgerond. Deze onderzoeken, uitgevoerd door de Universiteit Utrecht (UU) en adviesbureau Andersson Elders Felix (AEF), geven belangrijke inzichten voor de verdere ontwikkeling van het stelsel en de toekomst van regulering binnen de kinderopvang.
De Universiteit Utrecht onderzocht verschillende stelselvarianten voor toezicht en handhaving in de kinderopvang. Hierbij werd ook gekeken naar de mogelijkheden voor principegestuurde regulering, waarbij gebruik wordt gemaakt van meer open normen in wet- en regelgeving. Dit biedt flexibiliteit, maar vraagt om een robuust systeem van kwaliteitsborging.
Sterke en zwakke punten
Elk toezichtstelsel heeft zijn sterke en zwakke punten. Een centrale toezichthouder zorgt bijvoorbeeld voor meer uniformiteit, terwijl een decentrale toezichthouder – zoals in het huidige stelsel – beter aansluit bij lokale omstandigheden. Voordat de sector klaar is voor deze vorm van regulering, moeten nog stappen worden gezet, zoals het versterken van interne kwaliteitscontroles en centrale kwaliteitsborging.
Aanbevelingen van de Universiteit Utrecht
De onderzoekers adviseren onder meer om toezicht niet alleen op locatieniveau, maar ook op het niveau van de houder te organiseren. Daarnaast zou er meer aandacht moeten komen voor differentiatie in het normenkader. Dit zou ruimte geven aan innovatieve kinderopvanghouders die zonder kwaliteitsverlies op alternatieve manieren opvang willen aanbieden.
AEF: Verschillen in uitvoering van toezicht en handhaving
Het onderzoek van AEF richtte zich op de verschillen in de uitvoering van toezicht en handhaving. Het adviesbureau constateert dat sommige verschillen onwenselijk zijn, zoals de variërende interpretatie en toepassing van regels door toezichthouders. Dit kan leiden tot ongelijkheid, bijvoorbeeld wanneer een gemeente voor een vergelijkbare overtreding een boete oplegt en een andere gemeente volstaat met een waarschuwing.
Verschillen in uitvoering
De meeste verschillen in uitvoering zijn een direct gevolg van de decentrale inrichting van het stelsel. Hoewel ruimte voor eigen invulling inherent is aan dit systeem, kunnen sommige verschillen het rechtvaardigheidsgevoel van houders aantasten. Verschillen in handhaving kunnen ervoor zorgen dat kinderopvanghouders niet onder gelijke voorwaarden opereren.
Aanbevelingen van AEF
AEF adviseert om in overleg tussen SZW en toezichtspartijen te komen tot een gezamenlijk beeld van onwenselijke verschillen. Hierdoor kunnen deze verschillen worden aangepakt. Ook stelt AEF voor om, waar nodig, verschillen die het gelijk speelveld verstoren verder terug te dringen. De bevindingen van beide onderzoeken zijn belangrijke aanknopingspunten voor de doorontwikkeling van het toezichtstelsel in de kinderopvang. De staatssecretaris heeft de Tweede Kamer laten weten dat hij eind dit jaar met concrete plannen zal komen.
Bron: Rijksoverheid