Bert Fransen
Door de energietransitie verandert ons elektriciteitslandschap drastisch. Onze fysieke omgeving wordt geëlektrificeerd. CV-ketels op gas worden vervangen door warmtepompen, auto’s worden voortaan elektrisch ‘getankt’, daken worden bedekt met zonnepanelen en her en der verrijzen windmolens. Dit heeft grote effecten op het stroomnet. Niet alleen nemen afgenomen vermogens fors toe en moeten elektriciteitsaansluitingen verzwaard worden, maar al die zonnepanelen en windmolens leveren ook terug aan het net. Het elektriciteitsnet wordt daardoor een zwaarbelaste tweerichtingsweg.
In eerste instantie leidde de energietransitie niet tot grote problemen voor het elektriciteitsnet, maar sinds enige tijd wordt Nederland geconfronteerd met netcongestie, oftewel verstopping van het elektriciteitsnet. Er is sprake van netcongestie als de vraag naar transport van elektriciteit groter is dan de transportcapaciteit van het net. Op dat moment kan de fysieke infrastructuur van onze netbeheerders de hoeveelheid te transporteren elektriciteit niet meer aan en moeten netbeheerders beperkingen instellen om te voorkomen dat netaansluitingen overbelast of instabiel worden.
De netcongestie leidt in toenemende mate tot problemen bij de ontwikkeling van nieuwe scholen. Het Bouwbesluit 2012 schrijft voor dat nieuwe schoolgebouwen tenminste bijna energieneutraal (BENG) zijn. Daarnaast zijn nieuwe scholen fris (PvE Frisse Scholen RVO en deels ook Bouwbesluit 2012). Om de eisen en wensen op het vlak van duurzaamheid en binnenklimaat te kunnen realiseren, worden nieuwe scholen veelal voorzien van technische installaties zoals warmtepompen en luchtbehandelingsinstallaties.
Netbeheerders maken een onderscheid tussen klein- en grootverbruikers. Huishoudens en kleinere MKB-gebruikers (elektriciteitsaansluiting 3x80 ampère of kleiner) zijn kleinverbruikers. Hieronder vallen bijvoorbeeld bestaande kleine of middelgrote basisscholen die verwarmen met een CV ketel op aardgas. Kleinverbruikers worden goed beschermd; zo is de netbeheerder verplicht om een nieuwe aansluiting op het elektriciteitsnet aan te brengen. Grootverbruikers zijn gebruikers met een elektriciteitsaansluiting van meer dan 3x80 ampère. Zij worden minder beschermd. Een netbeheerder kan bijvoorbeeld weigeren om nu al stroom (terug) te laten leveren omdat het stroomnet dit nog niet aankan.
En hier knelt de schoen voor nieuwe schoolgebouwen… De installaties die het gebouw gasloos en fris maken verbruiken zoveel energie dat elektriciteitsaansluitingen van 3x80 ampère in de meeste gevallen niet meer voldoen. Er moet dan aanvraag voor een grootverbruikaansluiting ingediend worden die netbeheerders op een wachtlijst kunnen plaatsen omwille van de netcongestie. Om inzicht te geven in gebieden waar sprake is van netcongestie hebben de netbeheerders een capaciteitskaart van Nederland gemaakt (Capaciteitskaart elektriciteitsnet (netbeheernederland.nl)). Daaruit blijkt dat netcongestie in het grootste deel van Nederland voorlopig nog tot (terug-)leveringsproblemen leidt.
De wachttijd in congestiegebieden varieert; op sommige plekken worden wachttijden van vijf tot tien jaar genoemd door de netbeheerder alvorens de gewenste grootverbruikaansluiting kan worden. In de praktijk kan dat betekenen dat de nieuwbouwplannen voor een aantal jaren in de ijskast moeten.
Het lijkt een contradictio in terminis: een bijna energieneutraal schoolgebouw dat teveel energie verbruikt en/of teruglevert. Moderne gebouwen zijn toch erg energiezuinig en wekken zelf stroom op? In beginsel is het mogelijk om met zonnepanelen bruto de energiebehoefte van een schoolgebouw af te dekken, maar verbruik en opwekking lopen niet synchroon maar kennen pieken en dalen. Hartje winter leveren zonnepanelen nagenoeg niets op, zeker wanneer er een pak sneeuw bovenop ligt. De warmtepomp voor enkele weken uitschakelen en leerlingen in de kou lesgeven is geen optie, dus op die momenten doet het schoolgebouw een groot beroep op het stroomnet. Iets vergelijkbaars speelt in het midden van de zomer wanneer een schoolgebouw zes weken (deels) leeg staat en de met zonnepanelen opgewekte stroom niet allemaal in het gebouw verbruikt wordt.
Er zijn oplossingen, maar die zijn duur en weinig duurzaam. In alle gevallen komt het neer op het toevoegen van extra installatiecomponenten al dan niet gevoed door fossiele brandstoffen, het hybride uitvoeren van installaties en/of het accepteren van een matige kwaliteit binnenklimaat in het schoolgebouw. Bij vervangende nieuwbouw kan de oude elektriciteitsaansluiting behouden blijven, maar voor een full electric gebouw is die bijna nooit toereikend, waardoor het probleem alsnog blijft bestaan.
De ogen zijn nu gericht op de ACM die maatschappelijk prioriteren door netbeheerder mogelijk wil maken. Grote maatschappelijke projecten hoeven dan niet meer te worden ingepland op volgorde van binnenkomst, maar kunnen voorrang krijgen op nieuwe aansluitingen van zakelijke grootverbruikers. Hopelijk leidt dat tot enige verlichting van de problematiek, want anders zouden de ambities om de voorraad oude scholen aan te pakken zomaar flinke vertraging op kunnen lopen.