De vernieuwde Beroepsstandaard schoolleiders VO die in januari 2021 is gelanceerd, geeft veel herkenning bij internationale collega’s. Ter ere van de verschijning van de Engelse versie organiseerde het Schoolleidersregister VO (SRVO) een internationale masterclass op 29 april. We vragen twee betrokken experts om te reflecteren op de Nederlandse beroepsstandaard vanuit internationaal perspectief: Loes van Wessum (Associate Lector Leiderschap in Onderwijs en Opvoeding op Hogeschool Windesheim, namens de onderzoekers van de herziening van de beroepsstandaard) en Jan Heystek (research director aan de North-West University, Potchefstroom, Zuid-Afrika).
Wat is de aanleiding voor de herziening geweest?
Loes van Wessum: ‘Bij de eerdere versie van de beroepsstandaard (uit 2014) was een herziening afgesproken. Dat is ook logisch: het onderwijs verandert, het vak van schoolleider verandert en de manier waarop men kijkt naar het schoolleiderschap verandert. De competenties hebben plaatsgemaakt voor leiderschapspraktijken waarbij breder wordt gekeken naar het leiderschap in school. Ook is er explicieter aandacht voor persoonlijke kwaliteiten van schoolleiders.’
In Zuid-Afrika is een ‘Policy on the South African Standard for Principals’ ontwikkeld, vergelijkbaar met de Nederlandse beroepsstandaard. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten?
Jan Heystek: ‘Ik zie veel overeenkomsten tussen de leiderschapspraktijken van Nederland en Zuid-Afrika. Wat betreft de persoonlijke kwaliteiten zijn deze in de Nederlandse beroepsstandaard verder uitgewerkt dan in de Zuid-Afrikaanse versie.
Een andere overeenkomst is de nadruk op gespreid leiderschap. Ook al richten we ons in Zuid-Afrika voornamelijk op de rol van de schoolleider (principal) als de leidende professional in de school, we leggen daarnaast veel nadruk op gespreid leiderschap.
Wel stel ik mezelf de vraag: waar hebben we beroepsstandaarden voor nodig? Als we uitgaan van schoolleiders als professionals, als iedereen overtuigd is van continue professionele ontwikkeling voor dit vak, waarom is het dan nog nodig de basis van het vak in een gemeenschappelijk document te benoemen? Wellicht heeft het te maken met de zoektocht die ik in alle landen bespeur om een balans te vinden bij het aantonen van professionalisering, enerzijds vanuit de invalshoek van managen en controleren, anderzijds vanuit de invalshoek van een professional die zijn eigen ontwikkeling serieus neemt. Ik ben er voorstander van om de professionalisering vanuit de schoolleiders te versterken!’
Voor de herziening hebben jullie als onderzoekers ook internationale beroepsstandaarden bekeken en vergeleken. Wat zijn de belangrijkste invloeden van die internationale vergelijking voor de Nederlandse versie geweest?
Loes van Wessum: ‘Wat we meenamen uit de vergelijking met buitenlandse standaarden is dat deze zijn bedoeld als ontwikkelingsgericht reflectie-instrument dat de schoolleider kan gebruiken om zich verder te ontwikkelen. In die standaarden worden uit onderzoek bewezen effectieve leiderschapspraktijken benoemd - dat wil zeggen: een set van bij elkaar behorende activiteiten – en daarnaast persoonlijke kwaliteiten, die vanuit principes van gespreid leiderschap door meerdere personen kunnen worden benut. Belangrijk componenten zijn waardegericht leiderschap en vanuit hoge verwachtingen werken aan gelijke kansen voor alle leerlingen. Ten slotte is het van belang een verbinding aan te gaan met de omgeving, zowel van buiten naar binnen als van binnen naar buiten.’
Welke aanbevelingen kun je geven voor het gebruiken en toepassen van de Nederlandse beroepsstandaard?
Jan Heystek: ‘Zorg dat het een levend en herkenbaar document is. In Zuid-Afrika is dat een grote uitdaging: hoe krijgen we de standaard van het papier af? Bespreek met schoolleiders hoe de leiderschapspraktijken eruit zien in de dagelijkse praktijk in je school: wat doe je dan als schoolleider?’
Loes van Wessum
Jan Heystek