Aanpassingen VNG-modelverordening

08 juni 2020

De modelverordening voorzieningen huisvesting onderwijs van de VNG wordt in verschillende fasen aan een herziening onderworpen. De eerste fase richt zich op een actualisatie, die nodig is vanwege een aantal wijzigingen in de bekostiging van de scholen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs. In de volgende fase zal de verordening op onderdelen worden aangepast, die verband houden met de uitvoering van het Klimaatakkoord. Uiteindelijk zal een meer fundamentele herziening worden gekoppeld aan de inwerkingtreding van de voorgenomen wetswijziging, die de opstelling van een meerjarenhuisvestingsplan als verplichting zal opleggen aan de gemeente.

De actualisatie vloeit voort uit een aantal maatregelen op landelijk niveau, die moeten worden verwerkt in de lokale huisvestingsverordening. De VNG heeft een klankbordgroep samengesteld, waaruit een reeks van aandachtspunten naar voren zijn gekomen. Met de deze groep worden momenteel een aantal concrete voorstellen besproken. De belangrijkste zijn:

  • De afschaffing van de zgn. ‘gewichtenregeling’

Sinds 1 augustus 2019 hoeven scholen geen gewicht van nieuwe leerlingen meer te registreren: vanaf het schooljaar 2019-2020 worden de middelen voor het onderwijsachterstandenbeleid namelijk verdeeld op grond van de nieuwe CBS-indicator. De nieuwe CBS-indicator (zgn. ‘achterstandscore’) maakt gebruik van centrale registerdata, waardoor de gewichten niet meer op schoolniveau geregistreerd hoeven te worden. Het aangepaste Besluit bekostiging WPO keert nog wel per school (BRINnr) een bedrag uit op basis van de achterstandsscore (art 27 Besluit bekostiging WPO). Het gaat dan om personele bekostiging. In de vergoeding voor materiele instandhouding is geen component meer opgenomen voor achterstandsleerlingen (art 14 Besluit).

De modelverordening kent voor de ruimtebehoefte van het basisonderwijs een toeslag in verband met de gewichtensom. Afhankelijk van lokale omstandigheden kan er aanleiding zijn om in de ruimtebehoeftebepaling rekening te houden met de effecten van een aanvullende bekostiging, voor groepsgrootte, aan scholen. Een gemeente kan er, in een dergelijk geval en in overleg met de schoolbesturen, voor kiezen om in de berekeningsmethodiek van de verordening een toeslag toe te kennen. Deze factor wordt uitgedrukt in een percentage waardoor de toeslag eenvoudig kan worden toegepast. Omdat de berekening van het aantal klokuren bewegingsonderwijs ook rekening houdt met een factor leerlinggewicht, wordt tevens de modelbeleidsregel bewegingsonderwijs aangepast.

  • Introductie profielen in het VMBO

Het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) is met ingang van het schooljaar 2016-2017 ingrijpend vernieuwd. VMBO-leerlingen kiezen in de bovenbouw van de beroepsgerichte leerweg en gemengde leerweg 1 profiel, aangevuld met beroepsgerichte keuzevakken. Leerlingen kunnen kiezen uit 10 profielen en stellen daarna zelf een verdiepend, verbredend, of profiel overstijgend programma samen.

De nieuwe profielen vragen om aanpassingen van het in de modelverordening opgenomen Ruimtebehoeftemodel (RBM). Deze gaat nog uit van de indeling naar een viertal sectoren (Economie, Techniek, Zorg en Welzijn, Landbouw), elk met een vaste voet voor werkplaatsen en praktijkruimten. Inmiddels is een aangepast RBM uitgewerkt dat aan de VO-Raad en de VNG-klankbordgroep is voorgelegd. De aanpassingen leiden tot een vereenvoudigde toepassing, uitgangspunt hierbij is dat de nieuwe berekeningswijze bij een gelijkblijvend leerlingaantal niet of slechts marginaal mag leiden tot een hogere of lagere uitkomst in de bruto-ruimtebehoefte van de VO-scholen.

  • Invoering nieuwe categorie-indeling leerlingen speciaal onderwijs

Sinds 1 augustus 2014 (invoering passend onderwijs) zijn de onderwijssoorten (ZMLK, LZ, ZMOK etc.) vervangen door de categorieën Laag, Midden, Hoog. Het samenwerkingsverband bepaalt, als onderdeel van de toelaatbaarheidsverklaring, in

welke categorie de betreffende leerling is geplaatst. Voor wat betreft de ruimtebehoefteberekening gaat de modelverordening uit van de ruimtebehoefte per onderwijssoort. Het voorstel is om uit te gaan van een ruimtebehoefte met een vaste voet van 370 m2 bruto vloeroppervlakte (voor de hoofdvestiging in een cluster) en een bvo van 8,8 m2 per leerling SO en van 12,2 m2 VSO. Voor (meervoudig) lichamelijk gehandicapte kinderen wordt een toeslag gehanteerd.

Vanuit de klankbordgroep zijn ook nog voorstellen gedaan tot verduidelijking van de bestaande verordening, bijvoorbeeld als het gaat om de bepaling van de ruimtebehoefte van speelplaatsen.

De aanpassingen worden momenteel nader uitgewerkt en eventueel bijgesteld naar aanleiding van de verdere besluitvorming binnen de VNG. De ledenbrief met concrete tekstvoorstellen staat gepland voor dit najaar.

De aanpassingen voor de gevolgen van het Klimaatakkoord worden nog geïnventariseerd. Deze zullen vooral betrekking hebben op de invoering van duurzaamheidseisen (BENG en ENG) in het Bouwbesluit en andere milieuwetgeving, die van toepassing zijn op schoolgebouwen.

Met deze laatste stap in de herziening moet de voorbereiding nog worden gestart. De voorgenomen ‘stelselherziening’ waarover de PO/VO-Raad en de VNG in mei 2019 een inhoudelijk akkoord hebben bereikt. De drie belangrijkste thema’s zijn:

  • Elke gemeente dient te beschikken over een meerjarenhuisvestingsplan

  • Renovatie, die de levensduur van een gebouw verlengt, valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente

  • Meer mogelijkheden voor schoolbesturen om zelf te investeren

De Staatssecretaris heeft toegezegd dat hij het bereikte akkoord zal omzetten in wetgeving. Hoewel dit traject nog moet worden opgestart, is de inwerkingtreding voorzien op 1 januari 2023. De wijziging van de modelverordening zal door de VNG parallel worden voorbereid. Omdat nog onzeker is of deze planning zal worden gehaald, hebben sommige gemeente besloten deze niet af te wachten. Zij hebben inmiddels zelf het initiatief genomen om in hun eigen verordening een regeling te treffen voor een vergoeding van de kosten van renovatie en voor de verankering van een huisvestingsplan.