380 mini-peuterstelsels en harmonisatie

22 februari 2019

Volgens Sardes-onderzoeker IJsbrand Jepma is er is in Nederland niet zoiets als een nationaal peuterstelsel. De wijze waarop wij het in Nederland hebben georganiseerd, noemt hij uniek en complex. Gemeenten hebben binnen de landelijke kaders veel keuzevrijheid. Dit zorgt voor grote verschillen in lokale peuterstelsels. We hebben volgens Jepma 380 mini-peuterstelsels, gelijk het aantal gemeenten in Nederland. Volgens hem is de vraag hoe lang dit nog meegaat, nu de verschillen tussen gemeenten zo groot zijn dat doelgroeppeuters en hun ouders hier en daar lijken af te haken door de toegenomen complexiteit en kosten.

Gemeenten en hun partners in gesubsidieerde peutervoorzieningen zijn de afgelopen tijd geconfronteerd met diverse landelijke ontwikkelingen, met grote gevolgen voor het lokale peuterstelsel. Jepma noemt o.a. de harmonisatiewet en de nieuw bekostigingssystematiek van het gemeentelijk budget voor onderwijsachterstandenbeleid plus de uitbreiding van het aantal VE-uren voor doelgroepkinderen. Jepma beschrijft en viertal scenario’s van lokale keuzes die gemaakt worden in het kader van de harmonisatie.

Harmonisatie

Hoewel de harmonisatiewet op 1 januari 2018 is ingegaan, hebben veel gemeenten al eerder het initiatief genomen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang te harmoniseren. De harmonisatie is daarmee geen momentopname, maar de uitkomst van een langer lopend, meerjarig implementatieproces. Gemeenten stonden bij de harmonisatie voor de keuze om het gesubsidieerde peuteraanbod weg te zetten via een openbare aanbesteding, dan wel via een subsidieverstrekking. Gemeenten zijn hier verschillend mee omgegaan. Bij de harmonisatie hebben gemeenten, vaak in overleg met het lokale werkveld, keuzen gemaakt die Jepma ruwweg binnen vier scenario’s ziet vallen. Een ervan is die waarbij gesubsidieerde peutergroepen (al dan niet met VE) zijn ingevoerd die praktisch, organisatorisch en bestuurlijk zijn ondergebracht bij het basisonderwijs. Soms vanuit een eigen stichting van de gezamenlijke schoolbesturen of in een stichting per schoolbestuur. Een andere constructie is die waarbij de gesubsidieerde peutervoorzieningen zijn ondergebracht bij integrale kindcentra (IKC) met meerdere voorzieningen en diensten 0 of 2 à 2,5 t/m 12 jaar. Ook hier zijn diverse bestuurlijk-organisatorische varianten te onderscheiden. Vaak mogen de basisscholen bepalen wie de inpandige peutervoorziening mag exploiteren.

Bron: Sardes, IJsbrand Jepma: ‘380 mini-peuterstelsels’, Utrecht, oktober 2018; gratis downloaden via https://webshop.sardes.nl/product/rapport-380-mini-peuterstelsels-in-nederland/