Kwaliteit van een basisschool en cito-score

22 februari 2019

De gemiddelde cito-score van een basisschool in een bepaald jaar hangt slechts deels samen met de kwaliteit van de school. Verschillen in de achtergrond van leerlingen, toevallige fluctuaties van jaar op jaar en verschillen in kenmerken en prestaties van medeleerlingen verklaren samen een aanzienlijk deel van de verschillen tussen basisscholen. Dit blijkt uit de Centraal Planbureau (CPB) publicatie ‘Verschillen in leerresultaten tussen basisscholen’ van 19 februari 2019.

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap heeft het CPB gevraagd onderzoek te doen naar de volgende drie onderzoeksvragen:

  1. Hoe groot zijn de verschillen in leerresultaten tussen scholen nadat zo goed mogelijk rekening is gehouden met verschillen in leerlingpopulatie?

  2. Variëren de schoolverschillen, die overblijven na rekening te houden voor kenmerken van leerlingen, sterk over tijd (voor dezelfde school)?

  3. Welke school- en lerarenkenmerken hangen samen met deze verschillen?

Deze drie vragen richten zich op (alternatieve) verklaringen voor de verschillen in leerresultaten tussen scholen. De eerste onderzoeksvraag richt zich op verschillen in leerlingpopulatie als verklaring voor verschillen in leerresultaten (dat wil zeggen de gemiddelde cito-score van een school). De tweede vraag onderzoekt in hoeverre toevallige uitschieters een rol spelen, omdat het leerresultaat wordt berekend als gemiddelde over een klein aantal leerlingen. De laatste onderzoeksvraag gaat in op twee alternatieve verklaringen: enerzijds op verschillen in leerresultaten als gevolg van groepseffecten (voor de leerresultaten van een individuele leerling maakt het uit wie zijn klasgenoten zijn) en anderzijds: kunnen scholen ook in kwaliteit verschillen. We onderzoeken hoe kenmerken van medeleerlingen en kenmerken van de school samenhangen met schoolverschillen.

Wat blijkt?

  • Verschillen in leerresultaten (gemiddelde cito-score) tussen scholen mogen niet geïnterpreteerd worden als kwaliteitsverschillen. Deze notitie laat zien dat elk van de bovengenoemde drie alternatieve verklaringen een aanzienlijke rol speelt in de totstandkoming van verschillen in leerresultaten tussen scholen. Een-vijfde van de verschillen tussen scholen kan verklaard worden door verschillen in achtergrondkenmerken van de leerlingpopulatie.

  • Daarnaast blijkt de voor leerlingpopulatie gecorrigeerde cito-score (het schooleffect) flink te fluctueren van jaar op jaar. Door leerlingen uit meerdere jaren samen te nemen, kan er voor gezorgd worden dat toevallige uitschieters een kleinere rol spelen.

  • De kenmerken (inkomensniveau van de ouders en opleidingsniveau van de ouders) en de prestaties van medeleerlingen blijken invloed te hebben op de prestatie van individuele leerlingen en daarmee op de leerresultaten van de school.

  • Ervaren leerkrachten hebben een positief effect op het leerresultaat. Is er sprake van relatief veel nieuw personeel dan is er (ook weer gemiddeld) een negatief effect op het leerresultaat.

Het leerresultaat van scholen moet gezien de fluctuaties tussen de jaren over een langere termijn berekend worden, vindt het CPB. Van de 10% scholen met het laagste schooleffect in een jaar, behoort slechts 28% een jaar later weer tot de 10% scholen met het laagste schooleffect. De rest scoort hoger. Zo scoort de 1% scholen met het laagste schooleffect in het daaropvolgende jaar gemiddeld 6,5 punt hoger. Deze fluctuaties zijn er niet alleen bij de scholen met de laagste schooleffecten, maar ook bij de scholen met de hoogste schooleffecten. Van de 10% scholen met het hoogste schooleffect in een jaar, behoort slechts 36% in het jaar daarna weer tot de 10% scholen met het hoogste schooleffect. De rest scoort lager. De 1% scholen met het hoogste schooleffect scoort in het jaar daarop gemiddeld 3,5 punt lager.

Een heel laag aantal leerlingen per fte onderwijsgevend personeel hangt samen met een lager schooleffect, vooral bij scholen met relatief lage leerresultaten. Dit lijkt contra-intuïtief, omdat uit de literatuur bekend is dat (substantieel) kleinere klassen een positief effect hebben op leerprestaties (CPB 2016, CPB 2018). Extra onderwijsgevend personeel zal echter vaak betaald worden uit extra middelen die een school ter beschikking staan vanuit de gewichtenregeling, en voor de invoering van passend onderwijs ook de leerlinggebonden financiering. Hierdoor hebben scholen met een laag aantal leerlingen per fte onderwijsgevend personeel en kleine groepsgrootte relatief vaker een moeilijke leerlingpopulatie.

De onderzoekers merken in dit onderzoek vaak op dat de relaties tussen de kenmerken en de gemeten effecten ‘correlaties’ weergeven en geen ‘causale verbanden’.

Bron: Centraal Planbureau (CPB): Verschillen in leerresultaten tussen basisscholen, Den Haag, 19 februari 2019; https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-Notitie-19feb2019-Verschillen-in-leerresultaten-tussen-basisscholen.pdf