Vervallen bewijs van uitschrijving

10 augustus 2021

Met ingang van 1 juli 2021 zijn op grond van Stb. 2020, 166, de onderdelen B en D van art. 34 van de Wet register onderwijsdeelnemers in werking getreden. Dit houdt in dat vanaf die datum wijzigingen zijn aangebracht in art. 2 lid 1 en in art. 4a lid 4 van de Leerplichtwet 1969 (Lpw). Die wijzigingen houden verband met de geldende voorschriften bij inschrijving van jongeren op een school of instelling. Tot 1 juli 2021 was het nog zo dat bij inschrijving een van overheidswege verstrekt document of een bewijs van uitschrijving uit een andere school of instelling moest worden overgelegd waarop de gegevens van de jongere betreffende zijn geslachtsnaam, voorletters, geboortedatum, geslacht en burgerservicenummer zijn vermeld. De mogelijkheid om bij inschrijving een bewijs van uitschrijving van een andere school of instelling over te leggen met daarop de genoemde gegevens is nu komen te vervallen.

In onder meer de memorie van toelichting bij de Wet register onderwijsdeelnemers wordt als reden voor het vervallen van het bewijs van uitschrijving opgegeven dat dit document overbodig is geworden. Genoemde wet schrijft namelijk voor dat scholen elke in- en uitschrijving digitaal aan het – door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) beheerde – register onderwijsdeelnemers moeten melden. Daarmee zou vanzelf aan het licht moeten komen of een jongere wordt ingeschreven zonder eerst elders te zijn uitgeschreven. In de regelgeving omtrent het register onderwijsdeelnemers is namelijk opgenomen dat eerst wordt gecontroleerd of de mutatiegegevens juist en volledig zijn, dat dit vervolgens aan de school of instelling wordt teruggerapporteerd en dat pas tot aanpassing van de gegevens in het register wordt overgegaan als de school of instelling die de mutatie doorgeeft het daarmee eens is.

De vraag is of hiermee het bewijs van uitschrijving inderdaad geheel overbodig is geworden. De Wet register onderwijsdeelnemers is namelijk niet van toepassing op niet bekostigde basisscholen, niet bekostigde scholen voor voorgezet onderwijs of instelling zonder examenbevoegdheid en niet op internationale scholen of buitenlandse scholen. Bij inschrijving van een jongere op een dergelijke school vanuit het reguliere onderwijs kon het bewijs van uitschrijving voor de leerplichtambtenaar nog als houvast dienen bij de controle op absoluut verzuim. Dat houvast is nu weggevallen.

De meeste andere bepalingen uit de Wet register onderwijsdeelnemers traden al op 1 juli 2020 in werking. Het jaar uitstel voor wat betreft het vervallen van het bewijs van uitschrijving was bedoeld als periode waarin kon worden bezien of de automatische signalering van voortijdig uitgeschreven leerlingen of studenten goed zou werken. Kennelijk is men in dit tussenjaar nog niet gestuit op problemen bij de overgang van in het register opgenomen leerlingen of studenten naar onderwijssoorten waarvan de leerlingen of deelnemers niet in het register onderwijsdeelnemers worden opgenomen.

Redactionele verbetering

Tegelijkertijd met het vervallen van de mogelijkheid om bij inschrijving een bewijs van uitschrijving over te leggen is in de redactie van art. 2 lid 1 en art. 4a lid 4 Lpw een niet verder toegelichte redactionele verbetering doorgevoerd. In de oorspronkelijke redactie stond bij de opsomming van de gegevens die op het over te leggen document moesten zijn vermeld ook het volgende opgenomen ‘of bij gebreke daarvan zo mogelijk zijn onderwijsnummer’. In die redactie was niet duidelijk bij gebreke van welk gegeven het onderwijsnummer kon zijn vermeld. Dat is nu verbeterd door het laten vervallen van het genoemde zindeel bij gelijktijdige toevoeging van de volgende zin: ‘Bij gebrek aan een burgerservicenummer wordt zo mogelijk het onderwijsnummer van de jongere overgelegd’.